starchitecten

Liu Jiakun

Multifunctionele ademruimte

De Pritzker-prijs, internationaal de hoogste bekroning voor architectuur, is voor 2025 toegekend aan Liu Jiakun. Deze Chinese architect werkt in eigen land aan grote projecten: aan parken, musea, herontwikkeling van wijken. Omdat in zijn dichtbevolkte land moet worden gewoekerd met ruimte vermengt hij functies. Geen woon- of werkwijken apart, maar een slimme mix, zoals in Chengdu, de stad waar Liu zelf woont en zijn bureau heeft. In de wijk West Village stapelde de architect vijf lagen op elkaar: multi-functie met ademruimte, zonder de bombast die China eigen kan zijn. Zijn werk is wel ‘stil en exquis’ genoemd. Pritzker bekroonde voorheen vaak sterarchitecten die grote glanzende bouwwerken produceerden. Toen kwam er bij het toekennen van de prijs meer oog voor duurzaam ontwerp, en nu wordt ook het belang erkend van sociaal-maatschappelijke oplossingen. De gelaagde aanpak van Liu wordt door de Pritzker-jury gezien als belangrijk voorbeeld hoe er kan worden gebouwd in explosief groeiende steden. “Hij heeft, in een wereld die eindeloos veel saaie randgebieden voortbrengt, een manier gevonden plekken te maken die tegelijkertijd gebouw, infrastructuur, landschap en publieke ruimte zijn. Met eerbied voor cultuur, geschiedenis en natuur, een kroniek van de tijd. En de gebruikers geruststellend met het vertrouwde, maar ook met een moderne interpretatie van de klassieke Chinese architectuur.” Als ontwerper bevestigt en viert Liu Jiakun het alledaagse leven, is de conclusie. “Met in zijn gereedschapskist behalve kennis en techniek vooral ook gezond verstand en wijsheid.”

Chinese fondue en utopie 
De woon/werkwijk West Village die Liu Jiakun in 2015 ontwierp voor miljoenenstad Chengdu is een tweehonderd meter lang blok. Met woningen, bedrijfslocaties, sociale ontmoetingsplaatsen en groen, met een ‘open strategie’ met hellende voet- en fietspaden en uitzicht op de omgeving. Er zit van alles: een groot centraal sportveld en andere recreatieruimtes ommuurd met een U-vormig woon-werkgebouw, de vijf verdiepingen als straten met advertenties voor yoga- en dansstudio’s, een barbecuerestaurant en computerklassen voor kinderen. Een zigzagpad leidt naar het dak. De architect zelf ziet het resultaat als een Chinese ‘fondue’ – alle aspecten vermengend van stadsleven – en stedelijke utopie, waarover hij ook fictie schreef. West Village trok zóveel aandacht, dat de autoriteiten het pad naar het dak sloten nadat er bijna tienduizend dagjesmensen rondliepen. Nu is er weer meer toegang.
Dat het concept aansloeg ligt in de lijn van wat Liu beoogt. “Architectuur moet iets onthullen”, zegt de architect. “Het moet de eigen kwaliteiten van de plaatselijke bevolking abstraheren, distilleren en zichtbaar maken. Het heeft de kracht menselijk gedrag te vormen en sferen te creëren, en een gevoel te geven van een gedeelde gemeenschap”.

Mao’s tijd 
Liu Jiakun (1956) werd geboren in Chengdu, nu met twintig miljoen inwoners de vierde grootste stad van China. Het was de vooravond van de grote hongersnood in China. Liu bracht zijn vroege jeugd voornamelijk door in het volksziekenhuis van de stad. Zijn moeder was er internist – en meer directe familie was arts. Liu zelf tekende en schreef liever, waardoor een leraar hem het idee gaf architectuur te kiezen voor zijn toekomst. Maar het was de tijd van Mao’s Culturele Revolutie in de Chinese Volksrepubliek. Liu viel onder het programma dat geschoolden dwong tot werk op het land. Twee jaar na Mao’s dood werd Liu toegelaten tot het Instituut van Architectuur en Engineering in Chongqing. Tot dusver had het bestaan voor Liu als onbeduidend gevoeld. Nu zag de 22-jarige, ‘plotseling, als in een droom’, dat zijn eigen leven belangrijk was. Hoewel hij nog niet helemaal begreep wat het betekende om architect te zijn.
Liu haalde in 1982 een graad in Engineering aan de Universiteit van Chongqing, en hoorde daarna tot de eerste generatie die China moest herbouwen. Werkend voor een staatsbedrijf gaf hij zich vrijwillig op voor een post in Tibet. Overdag werkte hij als architect, ’s nachts schreef en tekende hij. Liu stond op het punt architectuur op te geven toen hij in Sjanghai een solo architectuurtentoonstelling bezocht van een vroegere studiegenoot. Het deed hem zien dat hij zijn eigen ideeën en idealen kwijt kon in ruimtelijk werk. Dit was in 1993: het jaar dat Liu beschouwt als het echte begin van zijn architectuurloopbaan. Het werden jaren van intellectuele groei, met uitwisseling met kunstenaars en dichters over de zin en macht van architectuur.

Bureau onder eigen naam
In 1999 stichtte hij in Chengdu zijn bureau dat hij Jiakun Architects noemde. Een gewaagde keus, want architectuur was lang een anonieme staatsaangelegenheid geweest, en architectuur onder eigen naam werd wel opgevat als pretentieus. Privé architectuur is nog relatief jong in China. Daardoor is Liu Jiakun ook pas de tweede Chinese architect die de Pritzker-prijs heeft ontvangen. Maar in eigen land wordt hij beschouwd als een van de meesters van zijn generatie.
Liu Jiakun schreef ook boeken. In 1999, het jaar dat hij zijn bureau vestigde, het dystopische boek Bright Moonlight Plan: over de vergeefse pogingen van een architect de ideale nieuwe stad te bouwen, geïnspireerd op de communistische revoluties in China en de Sovjet Unie, en op de rigoreuze keuzes van architect Le Corbusier. Voor Liu is er verband tussen architectuur en literatuur. “Ze kijken allebei nauw naar de samenleving en menselijk gedrag.” In zijn eigen ontwerpen ziet hij poëzie.
Andere titels van zijn hand zijn Narrative Discourse and Low-Tech Strategy (China Architecture & Building Press, 1997), Now and Here (China Architecture & Building Press, 2002) and I Built in West China? (Today Editorial Department, 2009). 

Het Luyeyuan Museum (2002) aan de rand van Chengdu was het eerste door Liu Jiakun voltooide gebouw. Het herbergt een privé-collectie boeddhistische beeldhouwwerken in een bamboebos. In streng beton en aan een lotusvijver, geïnspireerd op een traditioneel Chinese tuin met een balans tussen water en oude stenen die staan voor een natuurlijk landschap.
Dat monolitische gaf hij ook aan een kunstinstituut (Department of Sculpture, Sichuan Fine Arts Institute, 2004), met rood baksteen en beton, en meer vierkante meters voor de bovenverdiepingen dan voor de begane grond: weer een manier om ruimte toe te voegen.
In 2007 volgde het Museum of Clocks (Anren, Dayi Sichaun), in rood baksteen en beton. Het is onderdeel van de Jianchuan Museum Cluster op een uur afstand van Chengdu. Onder deze cluster vallen 26 musea, een initiatief van de Chinese miljardair Jianchuan die wil dat de lessen uit het verleden niet vergeten worden. De klokken in het Museum of Clocks geven het eind aan van de tumultueuze Culturele Revolutie in China.

‘Rebirth bricks’
In 2008 kreeg de architect nationale bekendheid door zijn aanpak na de aardbeving van Wenchuan, die tienduizenden mensen het leven kostte. Liu ging naar het rampgebied en zag de bergen puin. “Ze moesten er alles heel snel herbouwen, en ik besefte dat al het materiaal al ter plekke was. Het was goedkoper, efficiënter en sterker om dat te gebruiken.” Het werd wel gezien als metafoor: dit was meer dan alleen recycling – het was ook de wedergeboorte van een gemeenschap in een tijd van rouw. Met de rebirth blocks konden bewoners hun huizen herbouwen en maakte de architect op het terrein van de Jianchuan Museum Cluster een herdenkingspaviljoen (2009). Dit Hu Huishan Memorial is Liu’s kleinste project tot dusver, ter nagedachtenis aan een 15-jarig aardbevingsslachtoffer. De architect maakte er een huisje van in de vorm van een noodtent. Je kunt er niet in, het interieur is alleen van buitenaf te zien: een roze slaapkamer met bezittingen van het omgekomen meisje. Afgekapt leven, indringend en symbolisch voor alle verloren levens in de desastreuze aardbeving.
Het gebruik van de ‘rebirth bricks’ werd voor Liu een methode: kijk naar welk goedkoop materiaal er plaatselijk aanwezig is waarmee gewerkt kan worden, en houd dat in gedachten bij het ontwerp. De Chinese architect werkt niet vanuit een bepaalde stijl, maar met een open strategie, per project onderzoekend wat de specifieke karakteristieken en vereisten zijn. Hij verkiest traditioneel handwerk boven industriële bouwproducten, om daarmee eveneens bij te dragen aan duurzaamheid en lokale economie.
Rebirth blokken werden ook gebruikt in West Village, en het Novartis kantoorgebouw in Sjanghai (2014). Liu’s trouw aan de traditionele Chinese bouwstijl, en hedendaagse verwerking daarvan, is in Novartis zichtbaar. De lijnen doen denken aan torens van voorbije dynastiën. Het exterieur van het Imperial Brick Kiln Museum (Suzhou, 2016) herinnert aan traditionele Chinese paviljoens. Het museum staat op de locatie van een paleisruïne, ook de belangrijke plaats waar bakstenen werden gemaakt.
De Songyang cultuurwijk (Lishui, 2020), op de plaats van oude tempels, kreeg van de architect een zen binnenplaats. Ook een museum, hotel, café en boekwinkel. Met de renovatie van het Tianbao Cave District van Erlang Town (Luzhou, 2021) laat Liu de connectie zien tussen mens en natuur. Weer met onmiskenbaar Aziatische maar tegelijk strak hedendaagse vormen. Het complex hangt in een spectaculair landschap aan een rotswand hoog boven een rivier. Met het water werd een beroemde likeur gemaakt, die in de rotswand werd opgeslagen.