starchitecten

Jean-Michel Wilmotte

Binnenhuisarchitect van steden

Jean-Michel Wilmotte is een van de grootste Franse architecten – niet zo uitzinnig flamboyant als sommige vakbroeders en -zusters, maar wel vaak ingeschakeld om een gebouw of stadsterrein of een heel gebied de 21ste eeuw te laten trotseren. Zijn eigen land is bezaaid met zijn ontwerp en Wilmotte (72) heeft er nog voor jaren opdrachten: tot in het diepste hart van Parijs voor de transformatie van het Gare du Nord.
Op dit moment wordt aan de Franse zuidkust zijn Iconic voltooid: de nieuwe entrée van Cap d’Agde, in de jaren zestig gebouwd en nu als een van de grootste badplaatsen vooral bekend om de sfeervolle jachthaven en de wilde naaktststranden. Cap d’Agde was ontworpen voor vakantie, met kleine bouwelementen. De burgemeester en gemeenteraad misten ‘een goede balans, een prestigieus project, een hart in de stad en een sterk signaal voor het urbanisme’. Het moest ook heel herkenbaar worden, ‘zodat je meteen weet dat je in Cap d’Agde bent aangekomen’.

Wilmotte heeft de wensen van Agde op 12 hectare omgezet in vier cilindrische gebouwen, met op de begane grond ruimten voor winkels, bedrijven en restaurants die het hele jaar open blijven. Erboven honderden woningen met enorme terrassen vol groen en met een uitzicht dat Wilmotte zelf ‘magnifiek’ noemt. De Middellandse Zee, de Zuid-Franse heuvels en een promenade van driehonderd meter: een ramblas met bomen voor zomerschaduw, een as en een directe verbinding met de haven.
‘Architecturaal, urbaan, humaan,’ zegt Wilmotte. Van bovenaf lijken de vier cilinders te draaien als windmolentjes. Op straatniveau zie je ‘simpele horizontale lijnen voor een rustige architectuur’, met arena’s met vegetatie die aansluit bij de oorspronkelijke omgeving. ‘Tegen smetteloos witte façades, uitnodigend tot bespiegeling.’ Een casino komt er ook, een hotel en huisvesting voor ouderen. En open buitenruimten voor de Franser dan Franse ‘convivialité’. De vertaling daarvan is gastvrijheid, voorliefde voor feestmaken. Het staat voor een manier van samenleven.
De stapsgewijze terrassen en het idee van de draaiende molens heeft Wilmotte ook toegepast in House of Uno, dat op dit moment wordt gebouwd in het nieuwe ministerie-district bij Dakar in Senegal. Klant daar is de Senegalese regering, die een overkoepelend pand wilde hebben voor tientallen losse vestigingen van de Verenigde Naties. Wilmotte noemt ook dit project iconisch. ‘De vorm doet denken aan het rad van een watermolen, of een zon die concentratie opwekt maar ook straalt en beïnvloedt.’ Dat is vooral weer van bovenaf gezien: dan zie je ook de omringende parkeercirkel duidelijk, wiskundig aangelegd groen en het binnenste hart van het pand: een ronde binnentuin met het met palmbomen omringde VN-logo. Op straatniveau blijft het vrij kalm.

Gestructreerd
Wat Wilmotte ontwerpt is omschreven met ‘eenvoud en elegantie, minimalistische geometrie, klassieke moderniteit, tijdloosheid’. Maar emotioneler dan ‘mooi’ en ‘rigoureus’ worden de beschrijvingen meestal niet. ‘Ik ben zeer gestructureerd,’ zegt hij zelf. ‘Ik ben het tegenovergestelde van Zaha Hadid’ [Kansei TV, 2016]. Daarmee doelend op de woest golvende en omarmende gebouwen van de Brits-Irakese architecte, die niet bang was om overal ter wereld haar stempel te drukken. Spectaculair, maar volgens critici soms ook meedogenloos, door authentieke wijken met de grond gelijk te maken en daar haar reusachtige feniks te laten herrijzen.
Natuurlijk bouw je altijd op het verleden, relativeert Wilmotte. ‘Steden zijn gebouwd op steden, op de resten van wat er vooraf ging’. Neem Agde: dat heeft aan de Middellandse Zee ook een geschiedenis die 26 eeuwen terug gaat, inclusief Grieken. Maar in zijn vormtaal gaat Wilmotte daar wat behoudender mee om dan zijn ultra-expressieve vakgenoten.
Voor de Fransman is zijn ontwerp de basis voor verdere ontplooiing van de gebruiker. ‘Wij reiken geen ‘esprit’ aan. We geven een basis die mensen helpt het hun personaliteit te geven, en zich uit te drukken’ [Kansei TV, 2016]. Zoals de vitrines en de kleuren, die hij als ‘meester van het grijs’ bedacht voor ons Rijksmuseum (Amsterdam, 2013), voor hem ten dienste moesten staan van de getoonde kunst. Niet ter onderstreping van de architectuur. ‘Het is een gebouw met een grote persoonlijkheid. Daarin moet je het oog naar de kunst trekken.’ [France5 TV, 2013]. De 220 vitrines die hij maakte voor het Rijksmuseum zijn beeldschoon maar vallen bijna weg door anti-reflecterend en extra wit glas. De benadering heeft de exposieruimten licht en transparantie gegeven, en was een ‘aanzienlijke onderneming in een neo-gotisch gebouw vol zware gewelven, rijke versiering en zuilen en bogen.’ Wilmotte bouwde als museumarchitect ook het vier meter hoge glazen huis om de Nachtwacht, zodat het publiek de grote restauratie kan volgen.
De architect is gewend musea onder handen te nemen. Hij is internationaal bekend om de inrichting van delen van het Louvre in Parijs: de Richelieu-vleugel (1993), de Rohan-vleugel (1999) en de Arts Premiers-vleugel (2000). In het Louvre installeerde hij ook honderden van zijn vitrines. Andere musea riepen zijn diensten in. Onder meer het Chiado Museum in Lissabon en het museum van Islamitische kunst in Qatar. Ook het museum van Beaux Arts in Lyon, het Museum Hennessy in Cognac en Fort Thungen in Luxemburg. Wilmottes portfolio omvat ‘muséographique’, herinrichting van culturele ruimten, renovatie, het geven van een nieuwe bestemming. Zoals in Parijs het Collège des Bernardins (2008), Hôtel Lutetia (2018) en de campus van Sciences Po (open in 2022).
Van Station F / Halle Freyssinet (Parijs, 2017) maakte hij ‘de grootste start-up campus van de wereld’. Deze werk- en ontmoetingsruimte voor 3000 jonge ondernemers was oorspronkelijk een overlaadstation uit 1929 en sinds 2012 beschermd als historisch monument omdat het een bijzondere betonstructuur heeft. Wilmotte legde er nadruk op gedeelde ruimten.

Poëtisch
Nieuw ontwerp kan evengoed, zoals het prestigieuze Congresgebouw van Metz (2018) waar steen lichtheid heeft gekregen; de bekende Japanse architect Kengo Kuma doet dat ook om het licht te laten dwarrelen. In het centrum van Londen bouwde Wilmotte vijf jaar terug het pand dat door Google wordt gehuurd; in Italië een nieuw centrum voor Ferrari (2018). In ­Monaco wordt Les Giroflées voltooid, een woontoren van 23 verdiepingen in de vorm van een klaverblad.
Maar het aanpassen van oude gebouwen heeft Wilmottes voorliefde. ‘Ze een tweede leven te geven is een boeiende uitdaging. Dat zijn de meest poëtische projecten.’ [Introperspective magazine, 2014]. In de Médoc boven Bordeaux, waar wijnkastelen ‘starchitectes’ plegen te betrekken bij het moderniseren van hun erfgoed en bedrijven, transformeerde hij Château Pedesclaux (2015). Aan glazen structuren naast oude architectuur zijn Fransen verslingerd sinds Pei zijn piramide voor het Louvre zette (1989). Door het land heen is er sindsdien heel wat ‘patrimoine’ aangevuld en ook overkapt met glas en staal. Wilmottes deed dit met het wijnkasteel in de Médoc. Misschien niet Zaha Hadids voluptueuze lijnen, maar toch aardig spectaculair. ‘Regeneratie mag geen nabootsing zijn’, zegt hij, ‘het moet van onze tijd zijn, met materialen van onze tijd. Een ontmoeting van erfgoed en moderniteit.’ Daarom mag de Notre Dame na de brand van hem ook gerestaureerd worden met moderne ­materialen. ‘Erfgoed leeft, en moet zich ontwikkelen. Daar geloof ik enorm in.’ [France Inter, 2019].
Oud en nieuw combineren is dus een voorliefde, maar verder geeft Jean-Michel Wilmotte graag aan geen specialismen te hebben: alles interesseert hem. Micro tot macro: van deurgrepen (Hafi, 2011), ‘fluorescent’ messen (Laguiole, 2004), uitneembare Mondriaan-tafels (Anatole/Koleksiyon, 2020), fornuizen (La Cornue, 2014) tot een appartementenbouw in een oude chocolade­fabriek in Moskou (Red October, 2016) en het meedenken aan de mega-herinrichting van de Russische hoofdstad (2012). Wilmotte heeft niet onder stoelen of banken gestoken dat hij houdt van de Russische cultuur. In Parijs bouwde hij naast de Seine ook een gloednieuw Russisch-orthodox spiritueel cultureel centrum (CSCOR, 2016), met flinke mat­gouden uien op het dak die vlakbij de Eiffeltoren niet zijn te ontkennen. De centrale koepel is gemaakt van een composietmateriaal, ‘twintig keer lichter dan een ­traditionele koepel met een houtstructuur.’

Duizendpoot
Jean-Michel Willmotte is een duizendpoot, en een beetje ongrijpbaar. De Fransman is ‘binnenhuisarchitect van steden’ genoemd. Zelf noemt hij zich op zijn website architect, stadsplanner en designer. Hij werd in 1948 geboren als zoon van apothekers in het Noordfranse Soissons. ‘Tegenover een kathedraal, dat moet hem vast zin hebben gegeven bouwer te worden’. [Le Figaro, 2017]. Een andere Franse publicatie schetst hoe de kleine Wilmotte ‘voortdurend’ hutten en meubels maakte van dingen die hij vond. Interesse in architectuur zou zijn ontwaakt toen er een architect kwam om het pharmaceutische laboratorium van de familie te renoveren. ‘Ervoor besefte ik niet dat je op creatief terrein kon werken.’ Hij schreef zich in voor architectuur aan het Saint-Luc Instituut in Doornik, België, maar stapte over naar binnenhuisontwerp omdat dat minder tijdrovend was. ‘Je kon op maandag iets ontwerpen en het op vrijdag gaan uitvoeren.’ [Introperspective magazine, 2014].
Zijn studie zette hij voort aan de École Camondo in Parijs, gesticht in 1944. De school – genoemd naar een familie van joodse financiers en filantropen – wordt gezien als een van de beste scholen voor binnenhuis-
architectuur en design, met oud-leerlingen als Philippe Starck en Pierre Paulin. Maar wat voor graad Wilmotte precies heeft behaald in architectuur is niet helemaal duidelijk. Vragen over zijn vroege leertijd heeft hij zelf afgedaan met ‘C’est très compliqué’. Wel haalde hij later mondeling een ‘erkenning van kwalificatie’. Sommige collega’s zagen dat het als het kopen van een titel, zoals aristocraten dat vroeger deden.
De Franse krant Le Figaro schreef dat Wilmotte veel heeft ontvangen in het leven, ‘in de eerste plaats van zijn ouders’. Daar zou zijn drijfveer vandaan komen jonge architecten te stimuleren met de door hem ingestelde Prix W, een design-aanmoedigingsprijs. Wilmotte, zelf veelbekroond, zegt: ‘Je moet ontwikkelen wat je na aan het hart ligt’. Zijn voorbeeld is in elk geval thuis gevolgd: drie van zijn vier kinderen zitten nu ook in de architectuur en design.

President
In 1975 stichtte Wilmotte zijn eigen bedrijf in Parijs en werkte voor projectontwikkelaars die hotelkamers lieten omzetten in appartementen. Hij brak door dankzij de opdracht van François Mitterrand voor het opknappen van de presidentiële privéverblijven in het Elysée – ook Philippe Starck was daarbij betrokken. De toon was gezet, de toekomst lag open.
Zijn bedrijf, Wilmotte & Associés (W&A), zit nu in Parijs en Nice, met vestigingen in Londen en Venetië en een vertegenwoordiging in Seoel. Er zijn 280 werknemers met ruim dertig nationaliteiten en 100 projecten in 29 landen. ‘Jean-Michel Wilmotte gaat graag waar niemand hem verwacht,’ lezen we op zijn website. ‘De reikwijdte van deze schaal en activiteit geeft hem een uitstekend overzicht; hij heeft de mogelijkheid elke keer opnieuw te denken en opnieuw uit te vinden, altijd op hetzelfde hoge niveau met kwaliteit en detail. Zo heeft hij zijn team gevormd: met gevarieerde kennis, karakters, nationaliteiten en expertise.’ Hij is een ‘homme de culture’ (man van cultuur), met Le Corbusier, Carlos Scarpa en Tadao Ando als voorbeelden. Wilmotte verzamelt kunst, bezoekt musea en kunstbeurzen. De voortvloeiende ontdekkingen en ontmoetingen noemt hij ‘een ware motor in zijn bestaan’. De motor ook van zijn niet te stuiten productie.