starchitecten

Kengo Kuma

Dwarrelend licht

Schotland koos de toonaangevende Japanse architect Kengo Kuma voor de bouw van de grote nieuwe lokker in de havenstad Dundee: de enige vestiging ter wereld buiten Londen van het beroemde V&A Museum. Een flagship in alle opzichten, gebouwd als een schip aan de rivier Tay, onderdeel van de vernieuwing van het havengebied en onderkomen van Schotlands eerste designmuseum. Gehoopt wordt dat dit net geopende gebouw voor Dundee gaat doen wat Gehry’s Guggenheim voor Bilbao heeft gedaan, als bezoekersmagneet en aanjager van nieuwe dynamiek.

Voor Kengo Kuma ligt zijn ontwerp voor Dundee recht in het verlengde van Schotlands schoonheid. ‘Het grote idee achter V&A Dundee was het samenbrengen van natuur en architectuur. Ik ben werkelijk verliefd op het Schotse landschap en de natuur en werd geïnspireerd door de cliffs aan de noordoost kust – het is alsof de aarde en het water er een lang gesprek hadden en uiteindelijk deze verbluffende vorm hebben geschapen.’

Mededingers 
De Japanse architect won de opdracht in Dundee acht jaar geleden van 120 mededingers uit de hele wereld. Kengo Kuma staat bekend om zijn gebruik van Japanse bouwtradities en de interpretatie ervan in de 21ste eeuw. ‘Mijn inspiratie begint altijd op de plaats waar het project moet komen. Toen we begonnen aan het ontwerp voor de competitie, wilde ik de locatie eerst bezoeken. Dat wil ik altijd. Anders zou ik te bang zijn. Tenslotte kun je sommige dingen alleen ter plekke voelen en nergens anders’.
Voor Kengo Kuma moet architectuur in verband staan met de omgeving, die respecteren en niet overheersen. En hij speelt met licht en materialen. ‘Transparantie is een kenmerk van Japanse architectuur. Ik probeer licht en natuurlijke materialen te gebruiken om een nieuw soort transparantie te krijgen.’ V&A Dundee werd door hem bekleed met 2500 panelen van samengesteld steen, een doorlaatbaar schild dat natuurlijke ventilatie toelaat, daglicht laat doordringen en het gebouw koel houdt in de zomer, warm in de winter. Er zit ook een mechanisme in waarmee vogels worden ontmoedigd te nestelen: die krijgen volgens een bij de bouw betrokken medewerker een klein elektrisch schokje, in plaats van te worden afgeschrikt door ontsierende puntige pennen op de gevel.
De panelen zijn typisch Kengo Kuma: zware materialen met een licht effect. Over afmetingen legde hij uit: ‘Dat is mijn centrale focus. De onderdelen kunnen niet te groot of te klein zijn. Als ze te groot zijn wordt het een massa, maar als ze te klein zijn óók. [..] Ik denk dat het moeilijk is te waarderen hoe een materiaal aanvoelt als het een te groot blok is. Als materiaal in kleine stukjes wordt opgebroken, wordt het levendiger en vergankelijker, als een regenboog’. (ArchNewsNow, 2009).
Zijn voorliefde voor lichtheid is geen toeval. Kengo Kuma groeide op in een traditioneel jaren twintig-huis in een buitenwijk van Tokyo. Een huis met houten raamlijsten en rijstpapier, heel anders dan de huizen waarin zijn schoolvrienden woonden: betonnen huizen in Amerikaanse stijl. Na aanvankelijke schaamte besefte Kengo Kuma dat het oude huis van zijn ouders veel plezieriger was dan het beton, veel minder koud en teneerdrukkend. Zijn ouders’ huis voelde vrijer. Zijn vader, een in design geïnteresseerde zakenman, vertimmerde het eigenhandig en besprak zijn bouwplannen thuis uitgebreid. Zijn vader verzamelde ook meubels van de Duitse architect Bruno Taut, die zijn eigen land voor de Tweede Wereldoorlog was ontvlucht en een periode in Japan woonde, en publiceerde over de Japanse cultuur.

Fragiel
Voor Kengo Kuma is een huis van beton te veel voor een kwetsbaar mens. Het voelt niet comfortabel, omdat het menselijk lichaam fragiel is en het beton overheerst. In zijn grotere projecten waar beton is gebruikt, wordt vaak met dat beton gespeeld zodat ineens toch het licht weer dwarrelt. Zo werpt een opengewerkt buitenscherm met baksteen dartel schaduw in de betonstructuur van een scheepswerf in Shanghai (2018), die door Kengo Kuma is omgebouwd tot theater- en winkelcomplex. Of hij bekleedt een gevel met lichte rasters en materialen als hout en bamboe. In Nagoya in Japan gebruikte hij een raster én knallend vermiljoen bij het recent voltooide Mizono-za project dat een theater, winkels en woonruimten omvat. Voor Tokyo werd een ‘Forest’ huis ontwikkeld met houten rasters, balken en latwerk, waar het licht gefilterd wordt als in een bos.
Traditioneel Japan is zichtbaar in het ontwerp voor Schotland. Voor Dundee gebruikte de architect onder meer het idee van de Japanse ‘torii’-poort, de toegang tot een Shinto-tempel. De duidelijk herkenbare scheepsvorm sluit weer aan bij de geschiedenis van Dundee als havenplaats. Bouwkosten van V&A Dundee werden oorspronkelijk geraamd op 45 miljoen pond (ruim 50 miljoen euro), maar kwamen uit op bijna het dubbele. De Japanner gebruikte nieuwe software om belasting en tegenwicht te berekenen ‘waardoor architectuur bevrijd is van naar binnen leunen of recht omhoog gaan’. ‘Natuurlijke vormen konden worden gecreëerd die in werkelijkheid nog beter zijn dan toen ik het visualiseerde.’ (Insider, 2018).

Huiskamer voor de stad
Kengo Kuma zelf hoopt dat het gebouw voor Dundee ‘de huiskamer voor de stad’ wordt. Britse critici twijfelen of dat gaat lukken. Aan de belangwekkende collectie van het museum zal het natuurlijk niet liggen en de stad is geprezen voor het initiatief het V&A binnen te halen. Maar voor de critici is het gebouw te moedwillig artistiek, en de ontvangstruimte niet handig genoeg ingericht om hem te laten voldoen aan de bedoeling dat ook ander publiek, dat níet naar kunst komt kijken, er kan ‘flaneren’. En waar is het open uitzicht van binnen naar buiten?
Recensent Rowan Moore foeterde in de vooraanstaande krant The Guardian dat hier een veel voorkomende fout in architectuur zichtbaar is: er is de gedachte en er is de realiteit. ‘Een groot volume lijkt een happy plaats voor ­samenkomst van veel mensen te kunnen worden, maar het is eerder een ruimte die wordt gevuld met ‘the mind’ van de architect. [..] Te vaak, als er te hard wordt geprobeerd artistieke intenties te verkondigen, wordt er alleen herrie gemaakt.’ Moore stelde de terechte vraag: ‘Wat is belangrijker – de geleefde ervaring of de abstracte geometrie?’

Bamboe, onyx, pulp
De wereld ziet Kengo Kuma in elk geval zitten. Toonzettend in China was zijn Bamboo Wall House (2002). In eigen land heeft hij projecten op zijn naam als het LVMH hoofdkwartier (Louis Vuitton Moët Hennesy, 2004) met onyx panelen, het Asakusa Centrum voor Cultuur en Toerisme (2012), musea in Tokyo en in Nagasaki. Voor Sao Paolo maakte hij Japan House (2017), dat door de architect werd bekleed met cypreshout. Voor Parijs richtte hij dit jaar het archief in van de Catalaanse kunstenaar Antoni Clavé met veel lichtfilterende schermen van papierpulp. De linkeroever van de Seine, Rive Gauche, krijgt in 2022 een Luxe Eco-hotel met een gevel in houten blokken met uitbundige begroeiing: een groene long voor de stad. Voor Porto gaat de Japanner het slachthuis ombouwen tot cultureel centrum, met een golvend keramieken dak. Kopenhagen heeft bij hem baden besteld met stenen piramides.

Te duur
Drie jaar geleden haalde Kengo Kuma de opdracht binnen voor het bouwen van het nieuwe stadion in Tokyo, voor de Olympische Spelen in 2020. Pikant detail: de klus was al toegezegd aan de Brits-Irakese architecte Zaha Hadid maar het ontwerp was controversieel en werd vergeleken met een reusachtige avant-garde fietshelm. Een van de tegenstanders was Kengo Kuma, die samen met andere Japanse architecten klaagde over het ‘ongepaste’ formaat van Zaha Hadids ontwerp. ­Tokyo schrapte het project omdat het te duur was en Kengo Kuma nam de taak zelf graag over. Eerder zei hij – omdat het over bouwuitvoering ging – geen commentaar te kunnen geven toen milieugroepen Tokyo beschuldigden van ontbossing en schending van mensenrechten door gebruik van tropisch hout bij de bouw van het stadion.

CV Kengo Kuma, geboren in Kanagawa, Yokohama (1954), studeerde af op architectuur aan de Universiteit in Tokyo (1979) en werkte voor architectenbureau ­Nihon Sekkei en constructiebedrijf Toda. Hij bezocht de Columbia Universiteit in New York (1985-1986). Een studiereis door de Sahara liet hem de ‘unieke kracht en schoonheid’ zien van dat gebied. Hij richtte de ­Spatial Design Studio op (1987) en zijn eigen bureau Kengo Kuma & Associates (1990) in Tokyo, sinds 2008 met een vestiging in Parijs. Voor Kengo Kuma werken in totaal 150 architecten aan internationale projecten. De Japanner is hoogleraar architectuur aan de Graduate School of Engineering van de Universiteit van Tokyo en hij leidt in eigen laboratorium (Kuma Lab) onderzoek naar architectuur, stedelijkheid en design. Het ‘Lab’ neemt deel aan ontwerpcompetities, organiseert design workshops en doet voorstellen over het herstel na de grote aardbeving in Oost-Japan.
De Japanse architect wordt vaak vergeleken met modernistische tijdgenoten Shigeru Ban en Kazuyo Sejima. De eerste onder meer bekend door zijn innovatieve bouw met karton en gezien als een van vernieuwers van de 21ste eeuw. Kazuyo Sejima is de vrouwelijke Japanse architect die in 2010 de Pritzker prijs won.

Publicaties
Kengo Kuma zelf is ook bekend om publicaties waarin hij hedendaagse architectuur bespreekt en bekritiseert, zoals in zijn invloedrijke tekst Anti-Object: The Dissolution and Disintegration of Architecture (2008). Hij kreeg internationale onderscheidingen, zoals Officier de L’Ordre des Arts et des Lettres (Frankrijk, 2009), de International Stone Architecture Award (Italië) en de Spirit of Nature Wood Architecture Award (Finland, 2002).
Grote prijzen voor een architect die in de begintijd van zijn bureau in Tokyo geen opdrachten meer kreeg door de recessie. In die tijd nam hij projecten aan in de provincie. Dat bleek een goede leerschool. ‘In tijden van crisis valt veel te leren.’ (ArchNewsNow, 2009). ‘Mij werd gevraagd heel kleine projecten te ontwerpen met een heel klein budget. Maar de locaties waren prachtig en het vakmanschap ook. Het was op een schaal dat ik rechtstreeks met de vaklieden kon communiceren en leerde van hen over natuurlijke materialen.’

Keukens
Kengo Kuma ontwerpt ook keukens en inrichting voor eetgelegenheden. In Kyoto renoveerde hij Steak House Omi (2011) met handhaving van strak Japans modernisme. Dit jaar werd in Hong Kong een Japans restaurant van zijn hand geopend met de naam Také. Dit betekent bamboe – het materiaal is waar mogelijk ingezet. De zintuigen van de gasten worden ermee bediend, en ook hier legde de architect weer een verband met de omringende cultuur: volgens Chinese overlevering heeft bamboe helende krachten.
De keuken die hij twee jaar geleden presenteerde voor de tentoonstelling ‘Across Chinese Cities’ tijdens de ­Biennale van Venetië, stond haaks op minimalisme. Over deze ‘Floating Kitchen’ zei hij: ‘Het is geen voorstel voor een nieuwe keuken, het is een voorstel voor een nieuwe benadering van ontwerp. [..] In de 20ste eeuw werd properheid het doel van keukenontwerp. In het industriële tijdperk wilden mensen in standaard, systematische, monolitische ruimten de opwindende aspecten verbergen van de traditionele keuken. Ik vind dit heel jammer voor onze levens, omdat levende dingen altijd de centrale rol zouden moeten spelen. Daar hebben we, ook architecten, in de 20ste eeuw mee afgerekend en dat was een grote fout.’
Met zijn Floating Kitchen en architectuur wil hij afrekenen met structuur en gelijkmatigheid. Blijven spelen met ingrediënten, zoals zijn vader dat deed met het houten huis in zijn jeugd. Want dan, zegt Kengo Kuma, krijg je een opwindende ruimte door de interactie van mensen en dingen.