starchitecten

Rem Koolhaas

Duizelingwekkende denker

Time plaatste Rem Koolhaas tien jaar geleden in de top 100 van ‘s werelds invloedrijkste mensen. De Nederlandse architect, die in 2000 de Pritzker Prize won (de Nobelprijs voor architectuur), is alleen nog maar bekender geworden en wordt gezien als een van de belangrijkste denkers en ­urbanisten van zijn generatie.

Maar noem hem geen starchitect. ‘Daardoor klink je als een klootzak’, zei hij laatst tegen de vooraanstaande Financial Times. Als een neo-liberaal die om niets geeft, een grootverbruiker in de consumptiemaatschappij, een product van de individuele ambitie die hoogtij viert: rode draden in zijn werk.

Geen vanzelfsprekendheden
Rem Koolhaas, in de jaren zestig journalist voor de Haagse Post, excelleert in analyse en scherpe, niet zelden tegenstrijdige observaties en dito bouwkunst. Voor hem geen vanzelfsprekendheden. ‘Vorm volgt functie’ waarbij functie en menselijke activiteit geredigeerd moeten, met de opkomst van modernisme een leidraad binnen 20ste-eeuwse architectuur, was voor Koolhaas ook geen vanzelfsprekendheid. Onder de gebouwen die hij heeft bedacht zijn grote iconen, maar hij vindt ook dat de echte architect zich moet inzetten voor het publieke ­belang, een door egotrippende vakbroeders vaak vergeten opdracht. Zelf is hem ook wel mensonvriendelijke bouw verweten; die mening klopt in zijn ogen niet met de werkelijkheid.

Schaduw in de woestijn
Van de gloednieuwe bibliotheek in de steenrijke oliestaat Qatar bijvoorbeeld heeft hij een ‘nationale huiskamer’ gemaakt die nu al een topattractie is. Eerst bedoeld als universiteitsbibliotheek, nu met een miljoen boeken ­‘democratisch ingebed’ voor het hele land, inclusief zitzakken waarop het publiek zich gerieflijk neer kan vleien en hele families doen dat ook. Het is laagbouw, in een uitgerekte ruitvorm, opvallend tussen de skyscrapers in het gebied. De overhangende luifels geven schaduw in de woestijn. De bibliotheek was een opdracht van de Qatar Foundation die groot investeert in educatie. Een initiatief van de koninklijke familie die ziet dat de olie niet eeuwig zal vloeien. De bouw van de bibliotheek kostte tien jaar, het bouwbudget is niet onthuld. Wel het feit dat er nu al een record aantal boeken wordt uitgeleend. Weer een bewijs dat de digitale revolutie een hype is, zei Koolhaas onlangs tegen dagblad Trouw. ‘Ik heb het altijd een ­belachelijke theorie gevonden dat het papieren boek zou uitsterven.’ Koolhaas ontwierp ook de spraakmakende ­bibliotheek in Seattle (2004), die ook gelijk een succes was. Tegen Trouw zei een gebruikster van de Qatar National Library: ‘Wilt u de architect vertellen dat hij mensen gelukkig maakt?’
‘Steden gebeuren zomaar’
De Nederlandse architect introduceerde het begrip ‘generic city’, voor steden zoals Dubai, om de hoek van Qatar. Hij heeft ook gezegd: ‘Steden gebeuren zomaar’. Koolhaas schetste, tijdens een interview met een Amerikaanse journalist (Wired, 1996), een wel heel bleek beeld van de rol van de architect bij stadsplanning: ‘Mensen kunnen in alles leven. En ze kunnen ongelukkig zijn in alles en extatisch in alles. Ik denk steeds meer dat architectuur daar niets mee te maken heeft. Dat is natuurlijk bevrijdend en verontrustend. Maar de generic city, de algemene urbane situatie, voltrekt zich overal, en het feit alleen al dat het op zo’n grote schaal gebeurt moet betekenen dat het bewoonbaar is. Architectuur kan niets wat de cultuur niet kan. We klagen allemaal dat we geconfronteerd worden door stedelijke omgeving die overal hetzelfde is. We zeggen dat we schoonheid willen creëren, identiteit, kwaliteit, bijzonderheid. Maar misschien zijn de steden zoals we ze hebben, wel gewenst. Misschien biedt hun karakterloosheid de beste context om te leven’.

Van Kunsthal tot De Rotterdam
Zijn productie is er niet minder om. Koolhaas brak met bouw internationaal door in 1992 met de Kunsthal in Rotterdam. Voor ons land waren zijn ontwerp voor het Lucent Danstheater in Den Haag en het IJplein en ­Byzantium in Amsterdam toen al verwezenlijkt; de Haagse tramtunnel volgde in 2004. De Rotterdam, al in 1998 door Koolhaas ontworpen en met 160.000 m2 een van de grootste gebouwen van ons land, is sinds 2013 een feit. Deze ‘Reus van Rem’, de ‘Kolos van Koolhaas’, is door zijn bureau omschreven als ‘verticale stad’, met woon- en werktorens, winkels en horeca, het dichtst bebouwde stukje Nederland. ‘Vanuit elk perspectief ziet De Rotterdam er anders uit’, zegt Koolhaas zelf. ‘Je kunt het niet op één manier lezen. Het is gemaakt met een aarzeling.’

In de oorlog geboren
Remment Lucas ‘Rem’ Koolhaas (1944) werd geboren in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog in Rotterdam, als zoon van schrijver en filmcriticus Anton Koolhaas (1912-1992) die onder meer scenario’s schreef voor filmmaker Bert Haanstra. Zijn grootvader aan moederskant was de architect Dirk Roosenburg (1887–1962), die met Berlage werkte. Toen Rem acht jaar was, vertrok het gezin voor vier jaar naar Indonesië; zijn vader had er de opdracht een Nederlands cultureel programma op te zetten ter ondersteuning van onderlinge betrekkingen.
Die eerste twaalf jaren van zijn leven, in na-oorlogs Nederland en daarna in Jakarta waar hij ‘leefde als een Aziaat’, maakten een onuitwisbare indruk. Koolhaas heeft gezegd door die vroege ervaringen voeling te hebben met overleven onder moeilijke omstandigheden, en tegenstrijdigheid.
Terug in Nederland ging hij naar de Filmacademie met als specialiteit scenarioschrijven. Met Jan de Bont, René Daalder, Frans Bromet en Samuel Meyering, later zeer bekende namen in de filmwereld, richtte hij in 1965 een filmcollectief op: de 1, 2, 3 Groep die zich afzette tegen de gevestigde orde. Koolhaas vertrok in 1968 naar Londen en studeerde daar vier jaar architectuur aan de Architectural Association School (AA), voor hij dankzij een beurs naar Amerika kon gaan voor studie aan de elite-universiteit Cornell. Hij verbleef ook in New York.

OMA
Over de 1, 2, 3 Groep is gezegd dat het een ‘soort collectief’ was, turbulent en met verwisselbare rollen zonder specifieke hiërarchie. Een structuur die nu nog herkenbaar zou zijn in het ‘multi-perspectief’ van het bedrijf dat Koolhaas met partners opzette in 1975: de Office of Metropolitan Architecture, OMA. In die naam zijn opzettelijk geen initialen opgenomen van de oprichters. Ook nu wijst een woordvoerder van het architectenbureau er meteen op dat ‘meneer Koolhaas’ beslist niet als starchitect naar voren wil worden geschoven en dat het bureau een coöperatie is van partners. Naast Koolhaas zelf zijn dit: Ellen van Loon, Reinier de Graaf, Shohei Shigematsu, Iyad Alaska, David Gianotten, Chris van Duijn, Ippolito Pestellini Laparelli, Jason Long. Hun gezamenlijke productie is duizelingwekkend. OMA heeft nu 350 medewerkers en vestigingen in Azië, de Golfstaten en Australië.
Het bureau, met hoofdkwartier Rotterdam, werd in 1975 gesticht door Koolhaas en zijn toenmalige vrouw en beeldend kunstenares Madelon Vriesendorp, de Griekse architect Elia Zenghelis en diens echtgenote Zoe. Daar kwam later een van de studenten van Koolhaas bij, Zaha Hadid, de Brits-Irakese architecte die zelf wereldfaam kreeg met haar voluptueuze, welvende gebouwen en de eerste vrouw die de Pritzker Prize ontving.

Delirious New York
OMA leverde aanvankelijk vooral een bijdrage aan het internationale debat over architectuur. Rem Koolhaas, gefascineerd door locaties waar grote mensenmassa’s leven en werken, publiceerde in 1978 zijn invloedrijke boek ­‘Delirious New York, een Retroactief Manifest voor Manhattan’. Daarin noemde hij de stad ‘een verslavende machine waar geen ontkomen aan is’. Koolhaas vatte het werk van OMA in 1995 samen in zijn 1400 pagina dikke ‘architectuurroman’ S, M, L, XL met een autobiografische en encyclopedische opzet en uitleg van zijn werk. Citaat uit dit boek: ‘Architectuur is een gevaarlijke mix van macht en impotentie’.
Het veelbekroonde werk van OMA in het buitenland omvat onder meer Fondazione Prada in Milaan met drie kilo bladgoud op de gevels (2018), het Garage Museum voor Hedendaagse Kunst in Moskou (2015), hoofdkantoor voor China Central Television (CCTV) in Beijing (2012), de Nederlandse ambassade in Berlijn (2003), Seattle Central Bibliotheek (2004) en de Casa da Música in Porto (2005) met een enorm raam achter het orkest zodat de stad deel is van het decor. In Taipei verrijst nu een nieuw kunstcentrum met een reusachtige bal aan de gevel, als een hoogzwangere buik. Ook in Manchester bouwt de groep een kunstcentrum. Zojuist is in Parijs het kunst- en expositiecentrum Lafayette Anticipations geopend, en in Kopenhagen het Blox centrum voor architectuur.

AMO
Naast OMA stichtte Koolhaas de denktank AMO, een eigen researchinstituut dat ook samenwerkingsverbanden van het bureau formaliseerde. AMO houdt zich bezig met thema’s als identiteit, cultuur en organisatie en was onder meer betrokken bij de opdrachten voor Prada, het onderzoek naar de verplaatsing van Schiphol en de visuele communicatie rond de Europese Unie. AMO ontwierp een nieuwe – uiteindelijk niet gebruikte – vlag voor de EU: de ‘barcode’.
Nu kijken Koolhaas en zijn bureau naar wat er nog over is van de natuur. Volgend jaar opent in Guggenheim New York de tentoonstelling ‘Countryside: future of the world’. AMO is met Guggenheim en Harvard bezig aan research en voorbereiding en zegt over de expositie: ‘Na tientallen jaren van urbaan triomfalisme, waarin de meeste architectuurproductie en -denken was gericht op ontwikkeling en publiek in grootstedelijke gebieden stelt ‘Countryside, Future of the World’ dat landelijke gebieden radicalere veranderingen ondergaan. De tentoonstelling focust op deze gebieden, die door stadsgerichte architecten nog nauwelijks zijn onderzocht.’ De toekomst van de wereld: voor minder doen de Rotterdamse architect en zijn bureau het niet. Mensonvriendelijk is dat onmogelijk te noemen.

Kijkdoos met keuken
Architectuur bestaat uit onderdelen, liet Rem Koolhaas vier jaar geleden zien als directeur van de Architectuurbiënnale in Venetië. ‘Muur, raam, trap, wc enz’, omschreef NRC het. De krant had gehoopt op eindelijk een gezaghebbende ‘theorie’ over bouwkunst, maar kreeg de bouwstenen aangereikt.
De kijkdoos die Maison Bordeaux (1998) is, een ontwerp van OMA, laat die onderdelen ook duidelijk zien – maar ook het geheel, en hoe de keuken daarin wordt geplaatst. De architecten zeiden daarover: ‘Met het vermogen zelfs de simpelste programma’s ruimtelijk dynamisch te maken, en in een voortdurende staat van herdefinitie, hebben Rem Koolhaas en zijn firma OMA met hun ontwerp voor Maison Bordeaux de term opnieuw gedefinieerd dat ‘een huis een machine is om te leven’. Het huis was een privé-opdracht en werd aangepast aan de behoeften van een gehandicapte bewoner, met een lift die drie woonlagen bedient en een keuken die ook door het liftsysteem bereikbaar is vanaf alle woonlagen.

‘It lifts the sprit’
Ook in het Maggie’s Centre in Glasgow (2011, ontworpen door Rem Koolhaas en Ellen van Loon) speelt de keuken een prominente rol. Maggie’s Centres bieden Britse kankerpatiënten een warm opvangpunt in innovatieve gebouwen naar ontwerp van architecten met wereldnaam. OMA zegt hierover: ‘Maggie’s Centres zijn gebaseerd op de fundamentele richtlijn, vaak over het hoofd gezien, dat uitzonderlijke architectuur en innovatieve ruimten mensen beter kunnen doen voelen – en zo de nieuwsgierigheid en verbeelding aanwakkeren die essentieel zijn om te voelen dat je leeft. Groots in ambitie, maar ontworpen op kleine schaal. [..] Maggie’s Centres helpen patiënten hun gevoel van vertrouwen en vindingrijkheid te ontwikkelen’. In het informele, niet klinisch overkomende pand in Glasgow – met één enkele bouwlaag – is de keuken onderdeel van geschakelde ruimten, waarin ook grotere en kleinere spreekkamers zijn gehuisvest rondom een groene binnentuin. De keuken wordt ook als ontmoetingsruimte actief gebruikt door de patiënten. ‘It lifts the spirits’, is er over gezegd.

Info:
oma.com