starchitecten

Richard Rogers

De nalatenschap: heroïsch ontwerp

De vorig jaar overleden Britse architect Richard Rogers (1933-2021) heeft een belangrijke erfenis nagelaten: baanbrekend ontwerp dat internationaal de toon zette en blijft inspireren. Rogers werd beroemd door Centre Pompidou (1977) in Parijs, en het Lloyds gebouw (1986) en Millennium Dome (1999) in Londen.
De Millennium Dome op de oever van de Theems heet nu de O2-Arena en is, met een capaciteit voor twintigduizend bezoekers, een van de grootste koepelstructuren ter wereld. De koepel is vijftig meter hoog en hangt aan twaalf stalen palen van honderd meter hoog en zeventig kilometer staalkabel. De twaalf palen kunnen worden gezien als grote armen, vierend uitgestrekt. Maar ze vertegenwoordigen ook ‘tijd’: twaalf uur, twaalf maanden, twaalf sterrenbeelden. De ‘Dome’ heeft een middellijn van 365 meter: een meter voor elke dag in het jaar. Het complex staat in Greenwich, het Londense district waar de nullijn loopt die als internationaal ijkpunt wordt gebruikt, ook voor de tijdmaat Greenwich Mean Time (GMT).
Onder de koepel worden onder meer sportmanifestaties en concerten gehouden. Het complex werd neergezet ter markering van het begin van de 21ste eeuw. ‘Het was bedoeld als een feestelijke, emblematische en niet-hiërarchische structuur’, zegt Rogers Stirk Harbour+Partners (nu RSHP), in 1977 opgericht als Richard Rogers Partnership en sinds 2007 een partnerverband met honderdtachtig medewerkers en studio’s tot in Australië en China.
Het koepelgebouw was eerst bedoeld als tijdelijke structuur, maar besloten werd het te behouden. Niet altijd zonder problemen. Het dak werd eerder dit jaar beschadigd tijdens een zware storm, maar het complex werd na noodreparatie binnen een week heropend, op tijd voor een concert. The show must go on – dit geldt ook voor Rogers’ andere iconische gebouwen die groot onderhoud vergen. Maar ze behouden is een prioriteit.

Centre Pompidou 
Ook Centre Pompidou in Parijs, voltooid in 1977, wordt weer opgelapt. Vorig jaar werden zware verouderingsverschijnselen gesignaleerd. Eind 2023 gaat het centrum voor moderne kunst dicht, voor een vier jaar durende renovatie. Geraamde kosten: 200 miljoen euro. Het is niet de eerste opknapbeurt. Ook in 1997 was er groot onderhoud en interne vernieuwing nodig door intensief gebruik van het gebouw, dat toen al tientallen miljoenen bezoekers had getrokken.
Centre Pompidou heet officieel Centre national d’art et de culture Georges-Pompidou, naar de Franse president die wilde dat Parijs een groot cultuurcentrum kreeg. Richard Roberts bedacht Centre Pompidou samen met de Italiaanse architect Renzo Piano, met wie hij in 1971 in Londen een bureau had gesticht. Ze waren nog niet bekend, maar hun revolutionaire ontwerp werd gekozen, omdat het modernisme nieuw leven inblies en kunst toegankelijker maakte. Bijna zevenhonderd mededingers uit vijftig landen hadden een ontwerp ingezonden. Het was voor het eerst dat Frankrijk een internationale competitie had uitgeschreven. In de jury zaten beroemde architecten: Oscar Niemeyer, Jean Prouvé en Philip Johnson.
Richards en Piano keerden het gebouw binnenstebuiten – met overzichtelijke expositieruimten in het hart van het pand, en langs de gevel felgekleurde pijpen en buizen, kanalen voor leidingen, ventilatie en roltrappen. Door de informele opzet werd het een tophit. Aanvankelijk was er grote kritiek op het futuristische ontwerp. De Franse krant Le Figaro schreef dat ‘Parijs nu een eigen monster had, zoals dat in Loch Ness’. De architecten gaven achteraf toe dat ze meer lef hadden gehad dan kennis, en dat ze het museum hadden kunnen bouwen omdat eigenlijk niemand begreep wat ze deden [Interview Magazine, 2015]. De twee vakbroeders wilden met architectuur de wereld veranderen en wonnen later allebei de Pritzker Prijs voor architectuur. In 1977 stichtten ze ieder een eigen bureau.

Lloyd’s Londen
Richard Rogers paste het ‘binnenstebuiten’ principe van Centre Pompidou ook toe in hartje Londen. Daar werd in 1978 gestart met de bouw van het belangrijke verzekeringscentrum Lloyd’s. Ook hier plaatste de ‘tech architect’ liften, trappen en leidingen aan de buitenkant van het gebouw, met hoofdtorens en diensttorens rond een reusachtig atrium van 60 meter hoog. Voor die tijd een ongekende vernieuwing voor Groot-Brittannië; de twaalf glazen liften waren er een primeur. Maar het gebouw, dat in 1986 werd opgeleverd, is aan de elementen blootgesteld en heeft zoveel onderhoud nodig, dat Lloyd’s heeft overwogen het te verlaten. Het pand werd in 2013 gekocht door een Chinese verzekeringsgroep die, naar verluidt, RSHP nu heeft gevraagd om suggesties er een hotel van te maken als Lloyd’s de lease opzegt. Het pand heeft sinds 2011 een ‘Grade I’ status, een van de heel weinige moderne gebouwen op de monumentenlijst waarop ook Windsor Castle en St. Paul’s Cathedral staan. Grade I beschermt tegen ‘ongeschikte verandering’ van een gebouw. English Heritage (erfgoed, red.) ondersteunde de keuze en noemde het opnemen van het Lloyd’s gebouw ‘passende erkenning van de regelrechte pracht van Richard Roger’s heroïsche ontwerp. De dramatische schaal ervan en de visuele verblinding, een hyper-efficiënt commercieel complex huisvestend, is universeel erkend als een van de sleutelgebouwen van de moderne tijd.’ [Richard Bowdler, English Heritage, 2011].
Over Centre Pompidou zei de Pritzker-jury dat het ‘musea had gerevolutioneerd, elite monumenten had getransformeerd in populaire plekken voor sociale en culturele uitwisseling, verweven in het hart van de stad.’ Rogers won de Pritzker, internationaal de grootste architectuurprijs, in 2007. Hij ontving ook andere prestigieuze bekroningen. Onder meer in 1985 de RIBA Gold Medal, een jaar erna een Franse Légion d’Honneur, twee keer een Stirling Prize (Terminal 4 Madrid-Barajas vliegveld, 2006; Maggie’s centrum Londen, 2009), in 2019 de AIA Gold Medal. Rogers ontving ook ere-doctoraten, werd in 1991 tot ridder geslagen en droeg sinds 1996 de titel Lord Rogers of Riverside. Zijn tweede vrouw, Ruth, opende eind jaren ’80 het vermaard geworden restaurant The River Cafe in Londen. Rogers ontwierp het interieur, strak minimalistisch met felle kleuraccenten.

Van kleur naar zwart wit
Richard Rogers werd in 1933 geboren in Florence als zoon van een Britse arts die zich in Italië had gevestigd. Zijn moeder was een Italiaanse pottenbakster, dochter van een architect die was overgestapt naar de verzekeringswereld. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhuisde gezin Rogers naar Engeland, om het opkomende fascisme te ontlopen. Koud en vervuild Londen was een cultuurschok. Later zou Richard Rogers zeggen dat het leven ‘van kleur was omgezet naar zwart wit’.
Hij werd naar kostschool gestuurd, maar leren ging hem niet goed af – later zou blijken dat hij dyslectisch was. Hij werd op school gepest en werd een goed bokser. Zijn familie stuurde aan op een studie tandheelkunde, maar hij had de benodigde cijfers niet. In zijn eindexamenjaar (1951) wees het Festival of Britain de weg, met moderne architectuur. Dit interesseerde Richard Rogers. Hij moest echter in dienst en bracht een periode door in Italië. Hier leerde hij het werk kennen van zijn vaders neef, Ernesto Rogers, toonaangevend architect. De keuze was duidelijk. Richard studeerde na terugkeer in Londen architectuur aan de prestigieuze Architectural Association (AA). Zijn werk werd door een docent ‘chaotisch en ongearticuleerd’ genoemd, maar in zijn laatste jaar (1959) won hij een prijs met zijn ontwerp voor een school voor speciaal onderwijs. Zijn aandacht viel op het effect dat een gebouw op mensen heeft.

Amerika 
Een jaar later trouwde hij Su Brumwell, uit een socialistisch milieu en dochter van het hoofd van de Design Research Unit (DRU), die de drijvende kracht was geweest achter het Festival of Britain. Het nieuwe paar vertrok kort daarna naar Amerika: hij om een master in architectuur te halen aan Yale, zij studeerde stadsplanning. Ze ontmoetten er de beeldhouwer Naum Gabo, vriend van Richards ouders. Norman Foster was een studiegenoot. Met Foster reisden Rogers en vrouw door het land om zoveel mogelijk werk te zien van Frank Lloyd Wright, die Rogers ‘mijn eerste God’ noemde. Ze bezochten ook werk van onder andere Mies van de Rohe, Louis Kahn, Charles en Ray Eames.
Terug in Engeland vestigden Rogers en Foster met hun vrouwen een eigen bureau, Team Four (1963). Ze bouwden Creak Vean (1966), een huis in Cornwall voor Su’s ouders. Voor zijn eigen ouders bouwde de architect in Wimbledon ‘Rogers House’ (1969), later gedoneerd aan Harvard voor gebruik door studenten.Na de internationale doorbraak met Pompidou en Lloyd’s volgden grote opdrachten voor Rogers. Voor Shanghai ontwierp hij een Masterplan (1992-1994), voor Straatsburg het Europese Hof voor Mensenrechten (1989-1995), een markant gerechts-gebouw in Bordeaux (1992-1998), het Daimler-Chrysler gebouw in Berlijn (1993-1999). Voor Londen de Millennium Dome (1999), Terminal 4 van Madrid Barajas Airport (2005). Dat was binnen acht jaar klaar. Terminal 5 voor Heathrow (1988-2008) nam door administratieve vertragingen méér tijd: 19 jaar. Kritiek was dat het toen al achterhaald was. In 2013 voltooide RSHP in Londen vlakbij Lloyd’s het 225 meter hoge Leadenhall gebouw, dat meteen de bijnaam ‘Kaasschaaf’ kreeg. In 2018 voltooide RSHP in New York Three World Trade Center, pal tegenover het World Trade Center Memorial. In 2019 won Rogers’ bureau opnieuw een ontwerpcompetitie in Parijs, met Masterplan Montparnasse.
Een van de laatste creaties van Richard Rogers is een bescheiden maar spectaculaire galerie van 120m2, midden in de Franse Provence bij Chateau La Coste, een link tussen wijngaard, kunst en architectuur. Rogers koos de locatie zelf uit, aan een modderpad op glooiend terrein in een bos, maar met vol uitzicht op het karakteristieke landschap. En met de onmiskenbare details van de meester: The Richard Rogers Drawing Gallery (2017-2020), een ondoorzichtig/doorzichtig paviljoen, staat op een stelsel van oranje buizen en lijkt daardoor voor een deel te zweven.

Levenskwaliteit 
Hij was diep in de tachtig toen hij eindelijk met pensioen ging, in 2020. Rogers heeft gezegd: ‘Hoe ouder ik word hoe meer plezier ik heb in architectuur, omdat ik geloof dat wij architecten invloed kunnen hebben op de levenskwaliteit van de mensen.’ The Guardian schreef meteen na zijn overlijden eind vorig jaar: ‘Richard Rogers heeft eind twintigste eeuw meer dan welke andere architect ook het gezicht veranderd van stedelijk Britain.’ Maar volgens de Britse krant was de invloed die Rogers had op openbaar beleid een nog belangrijker nalatenschap, omdat het een fundamentele verandering teweeg had gebracht in hoe stadskernen worden gezien: niet langer als iets om te ondergaan of aan te ontsnappen, maar als iets begerenswaardigs en waar je plezier aan kunt beleven.
Eind jaren negentig kreeg Richard Rogers de taak om de oorzaak van stedelijk verval te onderzoeken, en praktische aanbevelingen te doen om weer mensen de stad in te krijgen. In Engeland was grote leegloop naar buitenwijken. Rogers’ aanbeveling was het creëren van dichtbebouwde ‘compacte steden’ op voormalige
industrieterreinen op goede locaties. Dit moest gelijkwaardigheid nastreven, in lijn met de ‘stad voor iedereen’ zoals de toenmalige Labour-landsbestuurders het wilden. De architect heeft nog wel bijgedragen aan peperdure woningen. Maar zijn nalatenschap staat.